vrijdag, februari 11, 2005

De dronken boot

Toen ik dan meedreef op de rustige Rivieren,
Kon ik de slepers op het pad niet meer verdragen:
Roodhuiden hadden hen naakt en met luid tieren
Als schietschijf aan de bonte totempaal geslagen.

Onverschillig was ik voor bemanning aan boord,
Volgestouwd met Engels katoen of Vlaams graan.
Toen met de slepers ook die kreten waren gesmoord,
Lieten de Stromen mij drijven waar ik wilde gaan.

Dover dan een kinderziel, die winterdagen,
Snelde ik door het woest geklots van de getijden
En de Schiereilanden die waren losgeslagen,
Hadden nooit van dit spektakel zo te lijden.

In de gezegende storm ben ik maritiem ontwaakt.
En lichter dan een kurk dreef ik op elk getij,
Dat, zegt men, eeuwig slachtoffers maakt,
Tien nachten liet ik de stomme bakens achter mij!

Zoeter dan kinderen zuur appelvlees zal smaken,
Drong het groene sop in mijn romp van hout en pek
En spoelde de blauwe wijn en de troep van 't braken
Weg, sloeg ook mijn anker en helmstok van het dek.

Geen opmerkingen: